forked from Helsinki-NLP/Tatoeba-Challenge
-
Notifications
You must be signed in to change notification settings - Fork 0
/
Copy pathdev.txt
1000 lines (1000 loc) · 67.7 KB
/
dev.txt
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
254
255
256
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
322
323
324
325
326
327
328
329
330
331
332
333
334
335
336
337
338
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
359
360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
370
371
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
387
388
389
390
391
392
393
394
395
396
397
398
399
400
401
402
403
404
405
406
407
408
409
410
411
412
413
414
415
416
417
418
419
420
421
422
423
424
425
426
427
428
429
430
431
432
433
434
435
436
437
438
439
440
441
442
443
444
445
446
447
448
449
450
451
452
453
454
455
456
457
458
459
460
461
462
463
464
465
466
467
468
469
470
471
472
473
474
475
476
477
478
479
480
481
482
483
484
485
486
487
488
489
490
491
492
493
494
495
496
497
498
499
500
501
502
503
504
505
506
507
508
509
510
511
512
513
514
515
516
517
518
519
520
521
522
523
524
525
526
527
528
529
530
531
532
533
534
535
536
537
538
539
540
541
542
543
544
545
546
547
548
549
550
551
552
553
554
555
556
557
558
559
560
561
562
563
564
565
566
567
568
569
570
571
572
573
574
575
576
577
578
579
580
581
582
583
584
585
586
587
588
589
590
591
592
593
594
595
596
597
598
599
600
601
602
603
604
605
606
607
608
609
610
611
612
613
614
615
616
617
618
619
620
621
622
623
624
625
626
627
628
629
630
631
632
633
634
635
636
637
638
639
640
641
642
643
644
645
646
647
648
649
650
651
652
653
654
655
656
657
658
659
660
661
662
663
664
665
666
667
668
669
670
671
672
673
674
675
676
677
678
679
680
681
682
683
684
685
686
687
688
689
690
691
692
693
694
695
696
697
698
699
700
701
702
703
704
705
706
707
708
709
710
711
712
713
714
715
716
717
718
719
720
721
722
723
724
725
726
727
728
729
730
731
732
733
734
735
736
737
738
739
740
741
742
743
744
745
746
747
748
749
750
751
752
753
754
755
756
757
758
759
760
761
762
763
764
765
766
767
768
769
770
771
772
773
774
775
776
777
778
779
780
781
782
783
784
785
786
787
788
789
790
791
792
793
794
795
796
797
798
799
800
801
802
803
804
805
806
807
808
809
810
811
812
813
814
815
816
817
818
819
820
821
822
823
824
825
826
827
828
829
830
831
832
833
834
835
836
837
838
839
840
841
842
843
844
845
846
847
848
849
850
851
852
853
854
855
856
857
858
859
860
861
862
863
864
865
866
867
868
869
870
871
872
873
874
875
876
877
878
879
880
881
882
883
884
885
886
887
888
889
890
891
892
893
894
895
896
897
898
899
900
901
902
903
904
905
906
907
908
909
910
911
912
913
914
915
916
917
918
919
920
921
922
923
924
925
926
927
928
929
930
931
932
933
934
935
936
937
938
939
940
941
942
943
944
945
946
947
948
949
950
951
952
953
954
955
956
957
958
959
960
961
962
963
964
965
966
967
968
969
970
971
972
973
974
975
976
977
978
979
980
981
982
983
984
985
986
987
988
989
990
991
992
993
994
995
996
997
998
999
1000
nds nld Se is to jung üm na School to gahn. Ze is te jong om naar school te gaan.
nds nld Ik denk, dat se mehrstendeels na Huus gahn sünd. Ik denk dat de meesten van hen naar huis zijn gegaan.
nds nld Ik heff allens seggt. Ik heb alles gezegd.
nds nld He deed en poor Stünnen later doodblieven. Hij stierf enkele uren later.
nds nld Mary kaakt ahn Solt. Mary kookt zonder zout.
nds nld Se is en Kopp lütter as ik. Zij is een kop kleiner dan ik.
nds nld Paris is de Höövdstad von Frankriek. Parijs is de hoofdstad van Frankrijk.
nds nld Ik bün grötter. Ik ben groter.
nds nld Mien Huus steiht in de Neegd von ’n Bahnhoff. Mijn huis staat in de buurt van het station.
nds nld Putz diene Tähn good. Poets je tanden goed.
nds nld Ik speel nich so good Tennis. Ik speel niet zo goed tennis.
nds nld De Nagel güng dör de Müür. De nagel ging door de muur.
nds nld Wat is dien leevst TV-Programm? Wat is je favoriete TV-programma?
nds nld He wull na de See föhren. Hij wou naar de zee rijden.
nds nld Du kannst nu na Huus gahn. Ge moogt naar huis gaan nu.
nds nld Dat is nödig. Dat is nodig.
nds nld Ik bruuk en Hamer. Ik heb een hamer nodig.
nds nld Maria hett lang Hoor. Maria heeft lang haar.
nds nld Se is de eerste Minister von Finnland. Zij is de eerste minister van Finland.
nds nld Wat denkst du von em? Wat denk jij van hem?
nds nld Se sünd Christen. Zij zijn christenen.
nds nld Ik eet geern kolen Kartuffelsalaat in ’n Sommer. Ik eet graag koude aardappelsla in de zomer.
nds nld Binnen twee Stünnen geiht de Sünn ünner. Binnen twee uur gaat de zon onder.
nds nld Dat is mien Puns. Dat is mijn kut.
nds nld Du harrst ehr de Wohrheit vertellen schullt. Je had haar de waarheid moeten vertellen.
nds nld Mi maakt dat blied, wenn ik Geld för Böker utgeven kann. Ik word er blij van als ik geld uitgeef aan boeken.
nds nld Dat is twee Maand her, dat he na Frankriek gahn is. Twee maanden zijn voorbij sinds hij naar Frankrijk gegaan is.
nds nld Tokamen Sommer will ik na Hawaii. Volgende zomer wil ik naar Hawaï.
nds nld Ik heff Opa dossen Breev tostüürt. Ik heb opa deze brief gestuurd.
nds nld Du hest mi good beraden. Je hebt me goed advies gegeven.
nds nld Ik harr en Idee. Ik had een idee.
nds nld Vonmorgen hett dat en Eerdbeven geven. Deze morgen was er een aardbeving.
nds nld De Pries von Eerdööl is an ’t Stiegen. De prijs van de aardolie is aan het stijgen.
nds nld Miene Moder is in ’e Köök. Mijn moeder is in de keuken.
nds nld Ik heff veel Platen. Ik heb veel platen.
nds nld Sünd dat dien Fotos? Zijn dat jouw foto's?
nds nld Wullt du riek wesen? Wil je rijk zijn?
nds nld Kaak een Ei. Kook een ei.
nds nld Du musst doon, wat ik segg. Je moet doen wat ik zeg.
nds nld Ik heff von em höört, man ik kenn em nich sülvs. Ik heb van hem gehoord maar ik ken hem niet persoonlijk.
nds nld Wannehr geihst du trügg na Japan? Wanneer gaat u terug naar Japan?
nds nld ’Keen schall ik wählen? Wie zal ik kiezen?
nds nld Nee, dat is nich mien ne’en Fründ. Nee, dit is niet mijn nieuwe vriendje.
nds nld Se deed ehren Blick afwennen. Zij wendde haar blik af.
nds nld Dat köst mi mien Bahntje. Dat kost me mijn baan.
nds nld He kann keen Hunger hebben, het hett jüst eten. Hij kan geen honger hebben, hij heeft juist gegeten.
nds nld De Röver bröök in dat Huus in üm Geld to stehlen. De rover brak in het huis in om geld te stelen.
nds nld He kann lesen. Hij kan lezen.
nds nld Nüms kunn de richtige Antwoord geven. Niemand kon het juiste antwoord geven.
nds nld Leven un leven laten. Leven en laten leven.
nds nld De Jung hett sien Verscheel nich ännert. De jongere bleef bij zijn mening.
nds nld De Leevd is starker as de Dood. De liefde is sterker dan de dood.
nds nld Dor blafft en Hund in de Naverschop. Er blaft een hond in de buurt.
nds nld Swiegen is Gold. Zwijgen is goud.
nds nld Se nömen dat Schipp „Mayflower“. Ze noemden het schip "Mayflower".
nds nld Is de Himmel blau? Ja. Is de hemel blauw? Ja.
nds nld Do dat Licht an. Ik seh nix. Doe het licht aan. Ik zie niks.
nds nld Leeg di nich sülvs wat vör! Lieg jezelf niets voor!
nds nld Woveel Säck hest du? Hoeveel zakken hebt ge?
nds nld Büst du al maal in Paris wesen? Ben je al eens in Parijs geweest?
nds nld Vondaag is Sünnavend un morgen is Sünndag. Vandaag is het zaterdag en morgen zondag.
nds nld Wat deit se? Wat doet ze?
nds nld Dat is en Disch. Dat is een tafel.
nds nld Neil Armstrong is de eerste Ruumfohrer, de op ’n Maand lopen is. Neil Armstrong is de eerste ruimtevaarder die op de maan gelopen heeft.
nds nld Fransch warrt in Quebec von mehr as söven Milljoon Minschen snackt. Frans wordt in Quebec door meer dan zeven miljoen mensen gesproken.
nds nld Wo gaht wi hen? Waar gaan we naartoe?
nds nld Bitt dien Hund? Bijt uw hond?
nds nld Bill kummt toern Week trügg. Bill komt volgende week terug.
nds nld He hett all sien Geld verloren. Hij heeft al zijn geld verloren.
nds nld Wat schall ik doon? Wat moet ik doen?
nds nld Ellen snackt keen Engelsch. Ellen spreekt geen Engels.
nds nld Kennst du de Deern, de an dat Finster steiht? Ken je het meisje dat aan het raam staat?
nds nld Kiek achter di! Kijk achter je!
nds nld Wat leest du? Wat ben je aan het lezen?
nds nld He is mien öllern Broder. Hij is mijn oudere broer.
nds nld Ik bün achtteihn Johr oold. Ik ben achttien jaar oud.
nds nld John hett twee Söhn. John heeft twee zonen.
nds nld Japaners, weest spreeksch! Japanners, weest spraakzaam!
nds nld Dor geiht de Welt nich von ünner. Dat is nog het einde van de wereld niet.
nds nld Wo hoog is disse Toorn? Hoe hoog is die toren?
nds nld Ik bün Perfesser. Ik ben professor.
nds nld Twölv Johr is oold för en Hund. Twaalf jaar is oud voor een hond.
nds nld Wo laat is dat nu in San Francisco? Hoe laat is het nu in San Francisco?
nds nld Se gifft de Blomen Water. Ze geeft de bloemen water.
nds nld Mien leevst Woord in ’t Düütsche is dat Woord för „Hanschen“. Mijn favoriet woord in het Duits is het woord voor 'handschoen'.
nds nld Ik bün so mööd, dat ik kuum lopen kann. Ik ben zo moe dat ik nauwelijks kan lopen.
nds nld Ik kann dat dicke Book nich in een Week utlesen. Ik kan dat dik boek niet uitlezen in een week.
nds nld Jesus Christus hett sik to ’n Buddhismus bekehrt. Jezus Christus bekeerde zich tot het boeddhisme.
nds nld Wi eet Appels. We eten appels.
nds nld Wo lang hest du op ’n Bus töövt? Hoe lang heb je op de bus gewacht?
nds nld Nich winnen is wichtig, man mitmaken. Niet winnen is belangrijk, maar deelnemen.
nds nld He deed vergeterig warrn, wat em dull stören deed. Hij werd vergeetachtig, wat hem heel erg stoorde.
nds nld De Naam von jemehr Söhn is John. De naam van hun zoon is John.
nds nld Ik heff sien Naam tohoop vergeten. Ik ben zijn naam helemaal vergeten.
nds nld Ik bliev hier nich lang. Ik blijf hier niet lang.
nds nld Wi eet oft rauhen Fisch. We eten dikwijls rauwe vis.
nds nld Tulpen schöölt gau blöhen. De tulpen zullen snel bloeien.
nds nld As wi güstern avend na Huus kemen, do legen de annern al in Bedd un weren fast toslapen. Toen we gisterenavond thuis kwamen, lagen de anderen al in bed, vast aan het slapen.
nds nld Ik heff en Auto. Ik heb een auto.
nds nld Dat verstah ik nich. Dat versta ik niet.
nds nld Worüm is dat so hitt? Waarom is het zo heet?
nds nld Mi dücht, dat ik nu weggahn mutt. Ik denk dat ik nu moet weggaan.
nds nld De Voss keem langs ’n Weg. De vos kwam langs de weg.
nds nld Kiek mi nich so an. Bekijk mij niet zo.
nds nld Iesland hett veel Vulkaans. IJsland heeft veel vulkanen.
nds nld Woneem hest du Tom funnen? Waar heb je Tom gevonden?
nds nld Disse Hund höört mi to. Deze hond is van mij.
nds nld Ik weet nich, wo dat is. Ik weet niet waar het is.
nds nld Wullt du mit mi dansen? Wil je met me dansen?
nds nld De Regenbagen hett söven Klören. Een regenboog heeft zeven kleuren.
nds nld Ik bün hier. Ik ben hier.
nds nld Ik heff keen Kinner. Ik heb geen kinderen.
nds nld Ik heff en Droom. Ik heb een droom.
nds nld China is veel grötter as Japan. China is veel groter dan Japan.
nds nld Wat hest du in ’e Hand? Wat heb je in je hand?
nds nld Köönt wi küern? Kunnen we praten?
nds nld He kann Russ’sch snacken un ook schrieven. Hij kan zowel Russisch spreken als schrijven.
nds nld Güstern het dat plästert. Het regende sterk gisteren.
nds nld Dat Hauhn is in de Köök. De kip is in de keuken.
nds nld Ik weet, dat Jehann ehrlich is. Ik weet dat Johan eerlijk is.
nds nld De Katt jöög de Muus, man kunn ehr nich fangen. De kat joeg op de muis, maar kon ze niet vangen.
nds nld Mutt ik dat noch wedder doon? Moet ik het opnieuw doen?
nds nld Ik kaam ut Brasilien. Ik kom uit Brazilië.
nds nld Helgoland liggt in de Düütsche Bucht. Helgoland ligt in de Duitse Bocht.
nds nld Maak dat Tau fast an ’n Boom. Maak het touw vast aan de boom.
nds nld Se töög mi mit ehr Ogen ut. Ze kleedde mij uit met haar ogen.
nds nld Hest du Hunger? Hebt ge honger?
nds nld Mayuko keem ut de Kamer. Mayuko kwam de kamer uit.
nds nld De Stevel von ’n Soldaat bleev in ’n Modder sitten. De laars van de soldaat bleef zitten in de modder.
nds nld Ik bün so hungerig, dat ik en Peerd eten kunn. Ik heb zoveel honger dat ik een paard kon opeten.
nds nld Du snackst. Jij spreekt.
nds nld Vergliek de Kopie mit dat Originaal. Vergelijk de kopie met het origineel.
nds nld Wullt du en Köppken Kaffe? Wilt u een kopje koffie?
nds nld Nee, ik weet dat nich. Nee, ik weet het niet.
nds nld Bring mi de Tiedschriften. Breng me de tijdschriften.
nds nld Ik wahn in’e Neeg vun’n Diek. Ik woon dicht bij de dijk.
nds nld Allens wat he weet, is, dat he nich weet dat he dat weet. Alles wat hij weet is dat hij niet weet dat hij het weet.
nds nld Gau. Help mi. Snel. Help mij.
nds nld Ik mutt di üm en lütten Gefallen bidden. Ik moet je om een kleine gunst vragen.
nds nld Se eet een Maal in de Week Fleesch. Ze eten een keer per week vlees.
nds nld Ik arbeid för di. Ik werk voor jou.
nds nld Ik will den Film sehn. Ik wil de film zien.
nds nld He is depressiv. Hij is depressief.
nds nld Wullt du dat nu sehn? Wil je het nu zien?
nds nld Dat is fein Weder vondaag. Het is mooi weer vandaag.
nds nld Wat hett he seggt? Wat heeft hij gezegd?
nds nld ’Keen is he? Wie is hij?
nds nld Ik kunn all Fragen antern. Ik kon alle vragen beantwoorden.
nds nld He is de gröttste von de dree. Hij is de grootste van de drie.
nds nld Nüms kann vör ’n Dood utkniepen. Niemand kan de dood vermijden.
nds nld Maria hett blaue Ogen. Maria heeft blauwe ogen.
nds nld Ik kaam ut Saitama. Ik kom uit Saitama.
nds nld Wi stonen vüör de Düör un wochten. We stonden voor de deur en wachtten.
nds nld In'n Allgemenen eet de Westlers keen rauhen Fisch. Over het algemeen eten westerlingen vis niet rauw.
nds nld He beed ehr, to vertellen, wo se dat Geld bruukt hett. Hij vroeg haar uit te leggen hoe ze het geld had gebruikt.
nds nld Peer un Esels sünd verscheden. Paarden verschillen van ezels.
nds nld Morgen schall dat sneen. Morgen zal het sneeuwen.
nds nld Amerikaners eet veel Fleesch. Amerikanen eten veel vlees.
nds nld Kaam her! Kom hier!
nds nld Woneem sünd wi? Waar zijn wij?
nds nld He is an Boord von dat Schipp. Hij is aan boord van het schip.
nds nld Dor is wenig Water in ’t Glas. Er is weinig water in het glas.
nds nld Mien Kopp deit nich mehr weh. Mijn hoofd doet geen pijn meer.
nds nld He is oold. Hij is oud.
nds nld John kunn keen Gitarr spelen. John kon geen gitaar spelen.
nds nld ’Keen hett den Boom plant? Wie heeft de boom geplant?
nds nld He deed sien Mund wied apen. Hij sperde zijn mond wijd open.
nds nld Oslo is de Hööftstadt vun Norwegen. Oslo is de hoofdstad van Noorwegen.
nds nld Ik heff teihn Dollar betahlt för dit Book. Ik heb tien dollar betaald voor dit boek.
nds nld Wi mööt ganz vörsichtig wesen. We moeten heel voorzichtig zijn.
nds nld Wi hebbt den Romaan von dat Japaansche in ’t Engelsche översett. We vertaalden de roman van het Japans naar het Engels.
nds nld Jane kummt ut Australien. Jane komt uit Australië.
nds nld Tranen löpen över mien Backen. Tranen liepen over mijn wangen.
nds nld Ik bün dree Johr jünger as he. Ik ben drie jaar jonger dan hij.
nds nld Gah nich to dicht an ’t Füür. Kom niet te dicht bij het vuur.
nds nld Ik heff dit Book för mi sülvs köfft, nich för mien Froo. Ik heb dit boek voor mijzelf gekocht, niet voor mijn vrouw.
nds nld Se is man en Kind. Ze is maar een kind.
nds nld Ik heff dat för teihn Dollar köfft. Ik heb het gekocht voor tien dollar.
nds nld De Pries von Eerdööl stiggt. De prijs van de aardolie stijgt.
nds nld Ik will in ’n Himmel kamen, man ik will nich doodblieven, üm dor antolangen! Ik wil naar de hemel gaan, maar ik wil niet sterven om er te geraken!
nds nld Deist du dat jeden Dag? Doet u dit iedere dag?
nds nld He kann gau swemmen. Hij kan snel zwemmen.
nds nld Da kann ik nich utsluten. Dat kan ik niet uitsluiten.
nds nld Wannehr büst du ankamen? Wanneer zijt ge aangekomen?
nds nld Kaamt se ook? Komen zij ook?
nds nld He hett nich mehr as 1.000 Yen. Hij heeft niet meer dan 1000 yen.
nds nld He kummt vondaag trügg ut Sydney. Hij keert vandaag terug uit Sydney.
nds nld Ik harr en lang Gespreek mit ehr. Ik had een lang gesprek met haar.
nds nld Snackst du Araabsch? Spreek je Arabisch?
nds nld De Welt dreiht sik nich üm di. De wereld draait niet rond u.
nds nld Ik fang vonnamiddag an. Ik begin deze namiddag.
nds nld De Vagels singt in ’e Bööm. De vogels zingen in de bomen.
nds nld Nedderländsk is naig vöwant an Düütsk. Nederlands is nauw verwant aan Duits.
nds nld Ik heff Fever. Ik heb koorts.
nds nld Laat uns twee Buddels bestellen. Laten we twee flessen bestellen.
nds nld Ik kann dat nich begriepen. Dat gaat boven mijn petje.
nds nld Geev mi en Bladd Poppeer. Geef me een vel papier.
nds nld Anter op de Fraag. Antwoord op de vraag.
nds nld Se störven för de Freeheid. Zij stierven voor de vrijheid.
nds nld Sett dien Mütz op. Doe je muts op.
nds nld Dat gifft eenunveertig Lehrers un üm un bi achthunnerd Schölers an disse School. Er zijn eenenveertig leraars en ongeveer achthonderd leerlingen in deze school.
nds nld Ik rönn so hart as ik kann üm em intohalen. Ik ren zo hard als ik kan om hem in te halen.
nds nld Drinkst du Kaffe? Drink je koffie?
nds nld Do nipp dat wat ik segg. Doe precies wat ik zeg.
nds nld De Mann is oold. De man is oud.
nds nld De Schuuv von ’n Schrievdisch is apen. De schuif van de schrijftafel is open.
nds nld Ehr Hoor is heel kort. Haar haar is heel kort.
nds nld Engelsch warrt von veel Minschen bruukt. Het Engels wordt door veel mensen gebruikt.
nds nld Wenn du op de Klobrill pisst, denn wisch ehr af! Als ge op de wc-bril pist, wis het af!
nds nld Ik heff em al ewig nich mehr sehn. Ik heb hem al eeuwen niet gezien.
nds nld Eerdbeern sünd in ’n Winter düür. Aardbeien zijn in de winter duur.
nds nld He treckt en Flunsch. Hij trekt een lelijk gezicht.
nds nld Ik kunn sien Huus nich finnen. Ik kon zijn huis niet vinden.
nds nld Morgen lannt he op ’n Maand. Morgen landt hij op de maan.
nds nld Ik bün dor von övertüügt, dat he unschüllig is. Ik ben ervan overtuigd dat hij onschuldig is.
nds nld Woneem wahnt he? Waar woont hij?
nds nld Ik mutt dien Book noch köpen. Ik moet uw boek nog kopen.
nds nld De Jung slöppt. De jongen slaapt.
nds nld Jo. Ja.
nds nld Kann ik dien Wöörbook bruken? Kan ik je woordenboek gebruiken?
nds nld Ik dach, dat dat wohr is. Ik dacht dat het waar was.
nds nld De Hund blöddt. De hond bloedt.
nds nld Wo laat steihst du op? Om hoe laat sta je op?
nds nld Wi hebbt keen Tee mehr. We hebben geen thee meer.
nds nld In de Hotelkamer leeg en Watermeloon op ’n Disch. In de hotelkamer lag een watermeloen op tafel.
nds nld Ik heff em drapen, as ik in Paris weer. Ik heb hem ontmoet toen ik in Parijs was.
nds nld Mien Katt blafft. Mijn kat blaft.
nds nld Mary un John kunnen all beid nich swemmen. Mary en John kunnen allebei niet zwemmen.
nds nld Mien Papa seed nee. Mijn papa zei nee.
nds nld De Heiden hebbt von dat Leven en Godd maakt, de Christen von ’n Dood. De heidenen hebben van het leven een god gemaakt, de christenen van de dood.
nds nld Laat mi nich alleen! Laat me niet alleen!
nds nld He häw twe Döchter. Hij heeft twee dochters.
nds nld Woveel Liter Water sünd dor in ’t Swemmbad? Hoeveel liter water is er in dat zwembad?
nds nld Ik heff bi ’n Bäcker en Brood köfft. Ik heb een brood gekocht bij de bakker.
nds nld Ik heff den Breev dree Kehr nee schreven. Ik heb de brief drie keer herschreven.
nds nld Ik fröög ehr, wat ik dat Book lesen kunn. Ik vroeg haar of ik het boek kon lezen.
nds nld Gode Reis! Goede reis!
nds nld Goden Morgen. Goedemorgen.
nds nld Ik weet, dat du riek büst. Ik weet dat je rijk bent.
nds nld Moder seed faken, dat Tied Geld is. Moeder zei dikwijls, dat tijd geld is.
nds nld Snackst du Hebrääsch? Spreek je Hebreeuws?
nds nld Swieg un lüüster, Jung! Zwijg en luister, jongen!
nds nld Mehr as twintig Jungs güngen dor hen. Meer dan twintig jongens gingen erheen.
nds nld Dor sünd veel Böker in mien Kamer. Er zijn veel boeken in mijn kamer.
nds nld He is groot un stark. Hij is groot en sterk.
nds nld Dat Hemd mutt maal plätt warrn. Dit shirt moet gestreken worden.
nds nld Stöört di dat, wenn ik de Döör apen do? Stoort het u, als ik de deur open doe?
nds nld He sitt an ’n Disch. Hij zit aan tafel.
nds nld He weet veel von Blomen. Hij weet veel van bloemen.
nds nld Se hett em Teken geven sitten to gahn. Ze deed hem teken om te gaan zitten.
nds nld He wüsch sien Hannen in Unschuld. Hij waste zijn handen in onschuld.
nds nld De Hund güng weg. De hond ging weg.
nds nld Du un Brenda hebbt keen Hunger. Jij en Brenda hebben geen honger.
nds nld Bob keem temlich laat na Huus. Bob kwam zeer laat thuis.
nds nld Herr Wang kummt ut China. Meneer Wang komt uit China.
nds nld Woveel sünd doodbleven? Hoeveel zijn er gestorven?
nds nld In ’n Winter barst uns Lippen. In de winter barsten onze lippen.
nds nld Ik will dat ook weten! Ik wil het ook weten!
nds nld Ik bün to meud, üm to lopen. Ik ben te moe om te lopen.
nds nld Ik weet, dat du riek büst. Ik weet dat ge rijk zijt.
nds nld Dor lööp en Rött över de Straat. Er stak een rat de weg over.
nds nld Wannehr gaht ji trügg na Japan? Wanneer gaan jullie terug naar Japan?
nds nld Wi eet faken rauhen Fisch. Wij eten dikwijls rauwe vis.
nds nld Ik heff keen Geld. Ik heb geen geld.
nds nld Veel Spaaß! Amuseer je!
nds nld Mien Naver is vörige Nacht fastnahmen worrn. Men heeft vorige nacht mijn buur gearresteerd.
nds nld Mien Ökelnaam is "Itschi". Mijn roepnaam is "Itschi".
nds nld Wi hebbt güstern Football speelt. We hebben voetbal gespeeld gisteren.
nds nld Ik bün krank. Ik ben ziek.
nds nld Ik eet hier. Ik eet hier.
nds nld Tom hett twee Kinner. Tom heeft twee kinderen.
nds nld Wi hebbt dörteihn Knüppels. We hebben dertien knuppels.
nds nld Ik weer in de Bargen. Ik was in de bergen.
nds nld En Vagel hett Flünk. Een vogel heeft vleugels.
nds nld ’Keen schall för den Hund sorgen, wenn wi weg sünd? Wie zal er voor de hond zorgen terwijl we weg zijn?
nds nld Ik heff veel von di höört. Ik heb veel van jou gehoord.
nds nld Dat is to düür! Dat is te duur!
nds nld Hest du dat ook in annere Klören? Heb je dit ook in andere kleuren?
nds nld Dor nich för! Niets te danken!
nds nld De Tied flüggt. De tijd vliegt.
nds nld In Wuddeln sitt veel Vitamin A. In wortelen zit veel vitamine A.
nds nld Kennst du de Höövdstad von Belgien? Kent u de hoofdstad van België?
nds nld Dor fehlt en Gavel. Er ontbreekt een vork.
nds nld He hett sick an Musick verwiedert. Hij wijdde zich aan de muziekstudie.
nds nld Dat Book is groot. Het boek is groot.
nds nld Se sprung ümbi vun Spannen. Ze sprong rond van opwinding.
nds nld Se hebbt mien Buddel Wien stahlen! Ze stalen mijn fles wijn!
nds nld Ik deed em nagahn. Ik volgde hem.
nds nld Gah na buten oder kaam rin. Ga buiten, of kom binnen.
nds nld Jo, dat denk ik ook. Ja, dat denk ik ook.
nds nld Worüm fraagst du dat? Waarom vraag je dat?
nds nld Vondaag is en nationalen Festdag. Vandaag is een nationale feestdag.
nds nld Dat köönt wi nich doon. Wij zijn niet in staat om dat te doen.
nds nld Wat deit he? Wat doet hij?
nds nld Se hett em narrt. Ze heeft hem gefopt.
nds nld Vondaag is dat Sünnavend. Vandaag is het zaterdag.
nds nld Mien Süster is dree Johr öller as ik. Mijn zus is drie jaar ouder dan ik.
nds nld He nehm Afscheed von uns un tröck dor von af. Hij nam afscheid van ons, en vertrok.
nds nld Ik bruuk en beten Poppeer. Ik heb wat papier nodig.
nds nld Ik bün kaputt! Ik will bloot na Huus gahn, en Bad nehmen un to Bedd gahn. Ik ben uitgeput! Ik wil alleen naar huis gaan, een bad nemen en naar bed gaan.
nds nld He kwam as Lehrer na Berlin. HIj kwam als leraar naar Berlijn.
nds nld Vergeet de Koort nich. Vergeet het kaartje niet.
nds nld Veertig Johr sünd rümgahn. Veertig jaar zijn voorbij.
nds nld Ik heff em dat wenige Geld geven, dat ik bi mi harr. Ik heb hem het weinige geld gegeven dat ik bij mij had.
nds nld De Stoff is licht noog, üm op dat Water to drieven. De stof is licht genoeg om op het water te drijven.
nds nld Du bruukst di dor keen Sorgen över to maken. Je hoeft je geen zorgen daarover te maken.
nds nld Ik heff mien Schoh funnen. Ik heb mijn schoenen gevonden.
nds nld Wat is de Oorsprung von de Olympschen Spelen? Wat is de oorsprong van de Olympische Spelen?
nds nld Dat is al Dag; de lange Nacht is vörbi. Het is al dag; de lange nacht is voorbij.
nds nld Jedereen kennt em. Iedereen kent hem.
nds nld En unbannig groten Hund deed sien Vörpoot op mi setten un vör Schreck wüss ik nich, wat ik doon schull. Een enorme hond zette zijn voorpoot op mij, en van schrik wist ik niet wat te doen.
nds nld Koalas kann man bloot in Australien sehn. Koala's kan men alleen in Australië zien.
nds nld Ik bün noch nie in Kushiro wesen. Ik ben nooit in Kushiro geweest.
nds nld Disse Schilleree is veel Geld weerd. Dit schilderij is veel geld waard.
nds nld He is al en Mann. Hij is al een man.
nds nld Tied is dat kostboorste Ding von de Welt. Tijd is het kostbaarste ding van de wereld.
nds nld Ik lööv, ik heff verstahn. Ik geloof dat ik het heb verstaan.
nds nld Du snackst toveel. Je praat te veel.
nds nld He kann nich tellen. Hij kan niet tellen.
nds nld In Tokyo wahnt allerhand Minschen. In Tokio wonen allerhande mensen.
nds nld Ik kann ahn Brill lesen. Ik kan lezen zonder bril.
nds nld De Eer is en Planeet, keen Steern. De aarde is een planeet, geen ster.
nds nld Kanada is riek an Holt. Canada is rijk aan hout.
nds nld Ik kann nich noch mehr Beer drinken. Ik kan niet nog meer bier drinken.
nds nld He nööm mi Ichiro. Hij noemde me Ichiro.
nds nld Ik weet, wat dien Naam is. Ik weet wat jouw naam is.
nds nld De Diek is dree Meter deep. Deze vijver is drie meter diep.
nds nld Wo mehr wi lehrt, wo mehr weet wi. Hoe meer we leren, hoe meer we weten.
nds nld Disse Brügg is vör twee Johr boot worrn. Deze brug werd twee jaar geleden gebouwd.
nds nld Kinshasa is de Höövdstad von de Demokraatsche Republiek Kongo. Kinshasa is de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo.
nds nld Ik heff nich veel Geld. Ik heb niet veel geld.
nds nld Ik bün jüst so besapen, dat ik twee Tastaturen seh. Ik ben nu zo dronken dat ik twee toetsenborden zie.
nds nld Jo, dat is Anthony. Ja, dat is Anthony.
nds nld Mien Auto is kaputt. Mijn auto is kapot.
nds nld Is dat ne’e Modell op ’n Markt to kriegen? Is dit nieuwe model op de markt verkrijgbaar?
nds nld Dat water is miegewarm. Het water is lauw.
nds nld Pablo un Maria weren hier. Pablo en Maria waren hier.
nds nld Bet toern Week! Tot volgende week!
nds nld Ik bün en Mann. Ik ben een man.
nds nld Ik frei mi so för di. Ik ben zo blij voor je.
nds nld Dor kummt he. Daar komt hij.
nds nld De Katt is weglopen. De kat is weggelopen.
nds nld En olen Buck lüst ook woll noch eens na en gröön Bladd. Een oude bok lust ook nog wel een groen blaadje.
nds nld Se slöög em in ’t Gesicht. Zij sloeg hem in het gezicht.
nds nld Kennst du mi noch? Herinner je je mij nog?
nds nld Neegst Johr gah ik na Mainz un dann na Köln. Het komende jaar ga ik naar Mainz en dan naar Keulen.
nds nld Hier is dien Slötel. Hier is uw sleutel.
nds nld Ik gah trügg. Ik ga terug.
nds nld Ik bün kamen üm to seggen dat ik weggah. Ik ben gekomen om jou te zeggen dat ik wegga.
nds nld En Week hett söven Daag. Een week telt zeven dagen.
nds nld ’Keen sien is dat? Van wie is dat?
nds nld De Bedriev is pankrott gahn. Het bedrijf is failliet gegaan.
nds nld Ji sünd ne’e Studenten. Gij zijt nieuwe studenten.
nds nld Vondaag hebbt wi Sünnavend. Vandaag is het zaterdag.
nds nld He driggt en Hoot. Hij draagt een hoed.
nds nld Wi hebbt de Nacht in Hakone tobröcht. We brachtten de nacht door in Hakone.
nds nld Se kunn em nich övertügen, ehr en neet Auto to köpen. Ze kon hem niet overtuigen om haar een nieuwe auto te kopen.
nds nld Sien Asch is hier begraven. Zijn as is hier begraven.
nds nld He seed keen Woord. Hij zei geen woord.
nds nld De Froo hett daan, wat se doon müss. De vrouw heeft gedaan wat ze moest doen.
nds nld Woneem wahnt dien Opa? Waar woont je opa?
nds nld He is jüst trüggkamen. Hij is net teruggekomen.
nds nld Ik bün en Froo. Ik ben een vrouw.
nds nld Hey, kiek, en dreeköppten Aap! Hé, kijk, een driekoppige aap!
nds nld Ik heff Lust, vonavend eten to gahn. Ik heb zin in uit eten vanavond.
nds nld Disse List wiest ook de fröhern Maten von de Grupp. Deze lijst geeft ook de vroegere leden van de groep.
nds nld Welk seggt dit, un annere seggt dat. Sommigen zeggen dit, en anderen zeggen dat.
nds nld He deed de Flagg hissen. Hij hees de vlag.
nds nld Dat is Middag. Het is middag.
nds nld Computers warrt faken mit ’n Bregen von ’n Minsch vergleken. Computers worden vaak vergeleken met het menselijk brein.
nds nld Ik will dat nich mehr. Ik wil het niet meer.
nds nld Sünndag kummt na Saterdag. Zondag komt na zaterdag.
nds nld Du hest veer Hunnen. Je hebt vier honden.
nds nld Ik mark, dat ik Fever krieg. Ik voel dat de koorts aan het komen is.
nds nld Tom weet, wo wi sünd. Tom weet waar we zijn.
nds nld He deed opmaal loospruuschen. Hij barstte in lachen uit.
nds nld Dat is wat ik in Spanien köfft heff. Dit is wat ik gekocht heb in Spanje.
nds nld Dat is noog vör vondaag. Dat is genoeg voor vandaag.
nds nld Bedeen di. Bedien u.
nds nld Wo föhlst du di vondaag? Hoe voelt ge u vandaag?
nds nld Wo denkst du an? Waar denk je aan?
nds nld De Vagel söch na Kevers. De vogel zocht naar kevers.
nds nld Ik kenn ehr Adress. Ik ken haar adres.
nds nld ’Keen hett dit Book schreven? Wie schreef dit boek?
nds nld Wat hett Jean maakt? Wat heeft Jean gemaakt?
nds nld Fröher weer allens beter. Vroeger was alles beter.
nds nld He singt geern. Hij zingt graag.
nds nld Elkeen snackt en Spraak. Iedereen spreekt een taal.
nds nld Hest du ook Beer? Heeft u ook bier?
nds nld De Goorner hett ’n Knick liek snöödt. De tuinier heeft de haag recht gesnoeid.
nds nld He is in sien Kamer un speelt. Hij is in zijn kamer aan het spelen.
nds nld Oh, dor is en Botterlicker! O, hier zit een vlinder!
nds nld Na Regen kummt Sünnschien. Na regen komt zonneschijn.
nds nld Veel Lüüd denkt, dat ik en beten roor in ’n Kopp bün. Veel mensen denken dat ik een beetje raar ben in min hoofd.
nds nld Dröff ik dat Telefoon bruken? Mag ik je telefoon gebruiken?
nds nld Wi hebbt an ’n Strand speelt. We speelden op het strand.
nds nld Dat is in Japan nich de Fall. Dat is niet het geval in Japan.
nds nld Ik heff jem Arm in Arm lopen sehn. Ik zag hen arm in arm lopen.
nds nld Kann ik dit eten? Kan ik dit eten?
nds nld De twee Froon kennt sik. De twee vrouwen kennen elkaar.
nds nld Se wickel sik in de Deek. Ze wikkelde zich in de deken.
nds nld He hett vörig Johr mit Smöken ophollen. Hij stopte met roken vorig jaar.
nds nld Ik segg em nich geern de Wohrheid. Ik zeg hem niet graag de waarheid.
nds nld Wi eet dree Maal an ’n Dag. We eten driemaal per dag.
nds nld Dat Gras von de Navers is alltied gröner. Het gras van de buren is altijd groener.
nds nld De Snee is weg. De sneeuw is verdwenen.
nds nld Annern Morgen weer de Sneemann kumplett smulten. De volgende morgen was de sneeuwman helemaal gesmolten.
nds nld He is jüstso oold as ik. Hij heeft dezelfde leeftijd als ik.
nds nld Dat is hier dat hele Johr dör koold. Het is hier koud het hele jaar door.
nds nld De Film hett 2 Stünnen duurt. De film duurde 2 uur.
nds nld Jim löppt so gau as Ron. Jim loopt zo snel als Ron.
nds nld Stööv dat Reck af. Stof het rek af.
nds nld Ik bün op de Söök na ’n Kees. Ik ben aan het zoeken naar de kazen.
nds nld Wannehr kummt disse Romaan rut? Wanneer werd deze roman uitgegeven?
nds nld He wull, dat man na sien Dood sien Asch in ’n Ozeaan streien schull. Hij wou dat men na zijn dood zijn as in de oceaan zou strooien.
nds nld Müggen in Minnesota sünd so groot as Ebeers. Muggen in Minnesota zijn zo groot als ooievaars.
nds nld He deed en poor Daag vör sien hunnerdsten Geboortsdag doodblieven. Hij stierf enkele dagen voor zijn honderdste verjaardag.
nds nld Uns Söhn is in ’n Krieg doodbleven. Onze zoon is gestorven tijdens de oorlog.
nds nld Op sien Hülp kann men nich tellen. Op zijn hulp kan men niet rekenen.
nds nld Se kregen all Mann en Pries. Ieder van hen kreeg een prijs.
nds nld China is dat gröttste Land in Asien. China is het grootste land in Azië.
nds nld Jo un nee. Ja en nee.
nds nld De Inwahnertall von dit Land warrt minner. De bevolking van dit land vermindert.
nds nld En ümfullen Boom deed den Weg versperren. Een omgevallen boom versperde de weg.
nds nld Du büst to laat kamen. Je kwam te laat.
nds nld Se hören op to snacken. Ze stopten met praten.
nds nld De Disch is gröön. De tafel is groen.
nds nld Worüm mutt ik dat doon? Waarom moet ik dat doen?
nds nld Dat Book is lütt. Dat boek is klein.
nds nld Ik mutt mien Fründ in ’t Krankenhuus besöken. Ik moet mijn vriend in het ziekenhuis bezoeken.
nds nld Ik kann nich kamen, ik bün krank. Ik kan niet komen want ik ben ziek.
nds nld Wat deist du ’s middags? Wat doe je 's middags?
nds nld Kann ik wat Geld von di lehnen? Kan ik wat geld van je lenen?
nds nld Tom is in’n Woold. Tom is in het bos.
nds nld Worüm nich? Waarom niet?
nds nld Ik bün bang, dat keen Kaffe mehr na is. Ik ben bang dat er geen koffie meer over is.
nds nld Miene Froo is poolsch. Mijn vrouw is Pools.
nds nld Ik harr veel Hunger. Ik had veel honger.
nds nld Rubén is Vader von dree Kinner. Rubén is vader van drie kinderen.
nds nld Teken en lütt Krink. Teken een kleine cirkel.
nds nld Sünd dor noog Stöhl för all? Zijn er genoeg stoelen voor iedereen?
nds nld Dat is al Klock teihn avends. Het is al tien uur 's nachts.
nds nld Worüm nich Esperanto? Waarom niet Esperanto?
nds nld De Generaal keem sünner sien Adjudant. De generaal kwam zonder zijn adjudant.
nds nld Mien Broder mag Horrorfilms. Mijn broer vindt horrorfilms leuk.
nds nld Ik weet noch, dat ik den Film sehn heff. Ik weet nog dat ik de film gezien heb.
nds nld Hier in Boston sniet dat. Het sneeuwt hier in Boston.
nds nld Sünd se Frünnen? Zijn ze vrienden?
nds nld Dat hett mi verblüfft. Dat heeft mij verbluft.
nds nld All de annern Jungs hebbt em utlacht. Alle andere jongens lachten hem uit.
nds nld Brian nöhm en poor Rosen. Brian nam een paar rozen.
nds nld Ut de Wunn lööp Blood. Er vloeit bloed uit de wonde.
nds nld Wat en warmen Dag! Wat een warme dag!
nds nld ’Keen is an ’e Reeg? Wie is aan de beurt?
nds nld He hett mi twee Fragen stellt. Hij stelde mij twee vragen.
nds nld Ik heff nüms, de mi helpt. Ik heb niemand die mij helpt.
nds nld Wi swemmt geern in ’n Ozeaan. We zwemmen graag in de oceaan.
nds nld Ik mag Kummedies. Ik hou van komedies.
nds nld Gah beter na ’n Dokter. Ga toch naar de dokter.
nds nld En Froo, de ehr Mann doodbleven is, warrt Widdfroo nöömt. Een vrouw, wier echtgenoot is overleden, noemt men weduwe.
nds nld Vondaag is dat Saterdag. Vandaag is het zaterdag.
nds nld Sünd mien Söcken al dröög? Zijn mijn sokken al droog?
nds nld Wi bruukt mehr Arbeiders. We hebben meer arbeiders nodig.
nds nld Büst du alleen? Ben je alleen?
nds nld Ik kann dat Licht sehn. Ik kan het licht zien.
nds nld Mien Moderspraak is Spaansch. Mijn moedertaal is Spaans.
nds nld Wo kickst du na? Waarnaar kijk je?
nds nld Du stinkst na Schiet. Je ruikt naar kak.
nds nld De Katt is in ehr Korv. De kat ligt in haar mandje.
nds nld Wi wüllt jem besöken, wenn dat nich regent. We zullen hen bezoeken, tenzij het regent.
nds nld Se hett söven Söhns. Zij heeft zeven zonen.
nds nld Ries wasst in warme Länner. Rijst groeit in warme landen.
nds nld Worüm hest du lagen? Waarom loog je?
nds nld Stopp dat Baby nich in ’n Sack! Stop de baby niet in de zak!
nds nld Ik bün noch jümmer Single. Ik ben altijd nog alleen.
nds nld Ik mutt di en dumme Fraag stellen. Ik moet je een domme vraag stellen.
nds nld He stünn op. Hij stond op.
nds nld Wettst du, wat för en Dag dat is? Weet je welke dag het is?
nds nld He is Saterdag in Kyoto ankamen. Hij is zaterdag aangekomen in Kyoto.
nds nld Ik weet, dat Johan ehrlich is. Ik weet dat Johan eerlijk is.
nds nld Sünd diene Öllern nu tohuus? Zijn je ouders nu thuis?
nds nld Dit is ook en goden Film. Dit is ook een goede film.
nds nld De Rhien formt de Grenz twüschen Frankriek un Düütschland. De Rijn vormt de grens tussen Frankrijk en Duitsland.
nds nld Waalfisch sünd Söögdeerten. Walvissen zijn zoogdieren.
nds nld Vör een, de bloot en Hamer in sien Warktüügkist hett, sütt elk Probleem ut as en Nagel. Voor iemand die alleen een hamer in z'n gereedschapskist heeft, ziet elk probleem eruit als een spijker.
nds nld He kummt faken laat na School. Hij komt vaak laat op school.
nds nld Disse is beter. Deze is beter.
nds nld En Tiger is grötter un stärker as en Katt. Een tijger is groter en sterker dan een kat.
nds nld Intressant. Interessant.
nds nld Mien Frünnen nöömt mi normalerwies Freddy. Mijn vrienden noemen me doorgaans Freddy.
nds nld Dor is en Lock in disse Sock. Er is een gat in deze sok.
nds nld Ik heff em vörige Week betahlt. Ik heb hem vorige week betaald.
nds nld Kannst du Sünndag avend kamen? Kunt ge zondagavond komen?
nds nld Wullt du wat to drinken? Wil je iets te drinken?
nds nld Kennst du dit Leed? Ken je dit liedje?
nds nld De Weg is dör ümfullen Bööm versperrt. De weg is versperd door omgevallen bomen.
nds nld Sadako wull dat vergeten. Sadako wou dat vergeten.
nds nld Ik schaam mi för mi sülvs. Ik schaam me voor mezelf.
nds nld Wi töövt al en halve Stünn op di. We wachten al een half uur op u.
nds nld Allens op sien Tied. Alles op zijn tijd.
nds nld Nüms wüss, woneem se weer. Niemand wist waar ze was.
nds nld Mien Frünn nöömt mi Ken. Mijn vrienden noemen me Ken.
nds nld Güstern is mien Süster na Kobe wesen. Gisteren is mijn zus naar Kobe gegaan.
nds nld De Köhers bröchen de Kudd bieen. De koewachters brachten de kudde bijeen.
nds nld Weetst du ’keen he is? Weet u wie hij is?
nds nld Elkeen weet, dat de Maand von Kees maakt is. Iedereen weet dat de maan gemaakt is van kaas.
nds nld Eerst weren se all övertüügt von sien Unschuld. Eerst waren ze allemaal overtuigd van zijn onschuld.
nds nld Wees bedankt för dat Geschenk. Dank je voor het cadeau.
nds nld He bröök den Weltrekord. Hij brak het wereldrecord.
nds nld Ik heff keen Ünnerricht vondaag. Ik heb geen les vandaag.
nds nld Wi swemmt af un to in ’t Meer. We zwemmen af en toe in het meer.
nds nld Ik bün inslopen. Ik viel in slaap.
nds nld Se is an Kreevt storven. Ze stierf aan kanker.
nds nld ’Keen von de Jungs in dien Klass singt opbest? Wie van de jongens in uw klas zingt het best?
nds nld Snackst du Italieensch? Spreekt u Italiaans?
nds nld Ik mutt dit Gedicht butenkopps lehren. Ik moet dit gedicht van buiten leren.
nds nld London is een von de gröttsten Städer op de Welt. Londen is een van de grootste steden ter wereld.
nds nld Ik bün nu temlich mööd. Ik ben nu erg moe.
nds nld De Fraag deed em verbasen. De vraag verbaasde hem.
nds nld Dat weer düüster, as ik bi ’t Hotel anlangt bün. Het was donker toen ik het hotel bereikte.
nds nld Hest du Knuuvlook äten? Heb je knoflook gegeten?
nds nld Du büst mien Fründ. Ge zijt mijn vriend.
nds nld Maak to! Schiet op!
nds nld De Nacht is noch jung. De nacht is nog jong.
nds nld Se is narms bang vör. Ze is nergens bang voor.
nds nld Worüm hest du dat seggt? Waarom heb je dat gezegd?
nds nld Dat weer al de hele Week an ’t Sneen. Het was al de hele week aan het sneeuwen.
nds nld Ik heff hier dörtig Johr wahnt. Ik heb hier dertig jaar gewoond.
nds nld He is en Held. Hij is een held.
nds nld De Mann, de dor steiht, is mien Vader. De man die daar staat is mijn vader.
nds nld Ik bruuk mehr Tied. Ik heb meer tijd nodig.
nds nld Se bruukt uns Hülp. Ze heeft onze hulp nodig.
nds nld De Lord föhrt mit ’n Ford weg. De lord rijdt weg met de Ford.
nds nld Ofschoonst se Fehlers hett, mag ik ehr. Ofschoon ze fouten heeft, mag ik haar.
nds nld Du hest veel Fehlers maakt. Ge hebt veel fouten gemaakt.
nds nld De Barg is tweedusend Meter över de See. De berg is tweeduizend meter boven het zeeniveau.
nds nld Dat weer düüster, as ik bi ’t Hotel ankeem. Het was donker toen ik het hotel bereikte.
nds nld Wannehr büst du in New York wesen? Wanneer zijt ge in New York geweest?
nds nld He kann nich lang blieven. Hij kan niet lang blijven.
nds nld Un jüst as veel lütte Städer in England hett dat en temlich lange Geschicht. En net als vele kleine steden in Engeland, heeft het nogal een lange geschiedenis.
nds nld Ik eet nich. Ik eet niet.
nds nld Mien Spraak is nich in ’e List! Mijn taal staat niet op de lijst!
nds nld Ik mutt na de Aftheek. Ik moet naar de apotheek.
nds nld Kannst du mi seggen, wo dat üm geiht? Kunt ge mij zeggen waarover het gaat?
nds nld De F-14 is en Fleger von de amerikaansche Luftmacht. De F-14 is een vliegtuig van de Amerikaanse luchtmacht.
nds nld Dat is von mien Broder. Dat is van mijn broer.
nds nld Wat is mien Kamernummer? Wat is mijn kamernummer?
nds nld As dat grote Eerdbeven weer, weer ik man teihn Johr. Toen de grote aardbeving gebeurde, was ik pas tien jaar.
nds nld Tom is Muslim. Tom is moslim.
nds nld Dr. Smith hett veel Patienten. Dr. Smith heeft veel patiënten.
nds nld Se is de jüngst von de beiden Deerns. Van de twee meisjes is zij de jongste.
nds nld Villicht kann he morgen kamen. Misschien kan hij morgen komen.
nds nld Ik wüß nich, wat ik seggen schull, un sweeg. Ik wist niet wat te zeggen, en zweeg.
nds nld Wat hest du güstern daan? Wat hebt ge gisteren gedaan?
nds nld Laat mi dien Temperatur meten. Laat me je temperatuur opnemen.
nds nld De twee Bargen sünd lieker hoog. De twee bergen zijn even hoog.
nds nld Ik kann nich mehr töven. Ik kan niet meer wachten.
nds nld Ik kann mien Navers nich utstahn. Ik haat mijn buren.
nds nld ’Keen geiht dat üm? Over wie gaat het?
nds nld Ik weet nix. Ik weet niets.
nds nld Hest du al en Boort? Heb je al een baard?
nds nld Dit is en Peerd. Dit is een ros.
nds nld Ik kann ahn Brill lesen. Ik kan zonder bril lezen.
nds nld Kann ik mien Dokter spreken? Kan ik mijn dokter spreken?
nds nld Wi sünd all beid op de Söök na wat, wat nich dor is. Beide zijn we op zoek naar iets wat er niet is.
nds nld Wullt du noch wat Tee? Wilt ge nog wat thee?
nds nld De Jung straak de Deern üm ’t Kinn un geev ehr en Söten op de Back. De jongen streelde het meisje rond haar kin en kuste haar op haar wangen.
nds nld Kannst du dat översetten? Kun je dat vertalen?
nds nld En Roos is en Bloom un en Duuv is en Vagel. Een roos is een bloem, en een duif is een vogel.
nds nld De Lüüd nöömt ehr Yotchan. Mensen noemen haar Yotchan.
nds nld Dat weer önnig koold güstern avend. Het was heel koud gisterochtend.
nds nld Se schrifft nu en Book. Ze schrijft nu een boek.
nds nld Güstern weer dat koold. Gisteren was het koud.
nds nld Katten köönt in ’n Düüstern sehn. Katten kunnen in het donker zien.
nds nld Ik heff em dat utdüüdt. Ik heb hem dat uitgelegd.
nds nld Büst du en Töverer? Ben je een tovenaar?
nds nld Man ik kann good kaken. Maar ik kan goed koken.
nds nld Mit dat Geld kunn he en neet Auto köpen. Met het geld kon hij een nieuwe auto kopen.
nds nld Ik mag geern Sushi. Ik heb graag sushi.
nds nld Ik heff keen Energie vondaag. Ik heb geen energie vandaag.
nds nld Rosa Montero is en heel besünnere Froo. Rosa Montero is een heel bijzondere vrouw.
nds nld Du snackst. Ge spreekt.
nds nld Mien Oog is opswullen. Mijn oog is opgezwollen.
nds nld Ried vörsichtig. Rijd voorzichtig.
nds nld Wo lang schall dat so duren? Hoe lang zal het ongeveer duren?
nds nld Ik eet geern Ananas. Ik eet graag ananas.
nds nld Helsinki is de Höövdstad von Finnland. Helsinki is de hoofdstad van Finland.
nds nld Ik slaap nich noog. Ik slaap niet genoeg.
nds nld De Maan eet Brood. De man at brood.
nds nld He kennt den Börgermeester. Hij kent de burgemeester.
nds nld Sien Öllern gaht elk Sünndag na Kark. Zijn ouders gaan elke zondag naar de kerk.
nds nld Ik heff en Dochter. Ik heb een dochter.
nds nld Nancy speelt keen Tennis. Nancy speelt geen tennis.
nds nld Nüms kann allens weten. Niemand kan alles weten.
nds nld Wi kennt ehr nich. We kennen haar niet.
nds nld De Arbeid is halv daan. Het werk is half gedaan.
nds nld Trinkt Tee. Drink thee.
nds nld Wi hebbt en Hund un en Katt. We hebben een hond en een kat.
nds nld He seet dor en Piep to smöken. Hij zat daar een pijp te roken.
nds nld Ik bün Dokter. Ik ben arts.
nds nld Smorgens drink ik alltied en Köppken Koffie. 's Morgens drink ik altijd een kop koffie.
nds nld Ik deed de Döör achter mi dicht. Ik deed de deur achter me dicht.
nds nld Sien Auto is en Ford. Zijn auto is een Ford.
nds nld Dat deit nich weh. Het doet geen pijn.
nds nld Pass op dien Foot op. Let op je voet.
nds nld Düütsch is keen lichte Spraak. Duits is geen makkelijke taal.
nds nld Nehm en Taxi na dat Hotel. Neem een taxi naar het hotel.
nds nld Dit is mien Personaalutwies. Dit is mijn identiteitsbewijs.
nds nld Water kaakt bi hunnerd Graad Celsius. Water kookt bij 100 graden Celcius.
nds nld He is in ’n Krieg doodbleven. Hij werd gedood in de oorlog.
nds nld De Schandarm nehm ’n Jung dat Mest af. De politieman nam de jongen het mes af.
nds nld Vörig Johr weer dor veel Snee. Vorig jaar was er veel sneeuw.
nds nld Ik harr geern Appelsienensaft. Ik zou sinaasappelsap willen hebben.
nds nld Se hett em foppt. Ze heeft hem gefopt.
nds nld Du kannst hier nich eten. Je kan hier niet eten.
nds nld Dat is splinternee. Het is gloednieuw.
nds nld Disse Mann is dood. Deze man is dood.
nds nld De Topp von ’n Barg liggt ünner Snee. De top van de berg is bedekt met sneeuw.
nds nld Se hett kene Verwandten. Zij heeft geen familie.
nds nld Dit Hotel is beter as dat annere. Dit hotel is beter dan dat andere.
nds nld Ik äät keen Fisch. Ik eet geen vis.
nds nld Lucy un ik hebbt üm un bi lieker veel Frünn. Lucy en ik hebben ongeveer evenveel vrienden.
nds nld De Swiez is en neetraal Land. Zwitserland is een neutraal land.
nds nld Nüms praat mit mi. Niemand praat met me.
nds nld Ik begriep nich, wat du dor mit beraken wullt. Ik begrijp niet wat u wilt bereiken.
nds nld Veel Männer sünd op See bleven. Vele mannen stierven op zee.
nds nld Yamamoto is een von mien Frünnen. Yamamoto is een van mijn vrienden.
nds nld Ik kann mien Tasch nich finnen. Ik kan mijn tas niet vinden.
nds nld Ik bün nu mööd. Ik ben moe nu.
nds nld Ik mag Eier nich geern. Ik heb niet graag eieren.
nds nld Ik kann Engelsch lesen. Ik kan Engels lezen.
nds nld Maria versteiht Chineesch. Maria verstaat Chinees.
nds nld Woveel köst dat Beer? Hoeveel kost het bier?
nds nld Do dat noch ees wedder. Doe het nog eens.
nds nld Se snack good Japaansch. Ze sprak goed Japans.
nds nld Vör lange Tied weer hier en Brügg. Lang geleden was hier een brug.
nds nld Trier is de öllste Stadt von Düütschland. Trier is de oudste stad van Duitsland.
nds nld Ik wahn in ’e Stad, aver miene Öllern hebbt op ’t Land wahnt. Ik woon in de stad maar mijn ouders hebben op het platteland gewoond.
nds nld Mien Naam is Ludwig. Mijn naam is Ludwig.
nds nld Büst du tofreden? Ben je tevreden?
nds nld He is binah jümmer tohuus. Hij is bijna altijd thuis.
nds nld Ik nehm allens trügg, wat ik seggt heff. Ik neem alles terug wat ik gezegd heb.
nds nld Dat gifft veel Wöör, de ik nich verstah. Er staan veel woorden die ik niet begrijp.
nds nld Dat is mien Dochter. Dit is mijn dochter.
nds nld Ik bruuk en Kuffer. Lehnst du mi een? Ik heb een koffer nodig. Leen je mij er een?
nds nld Diutschland is en grôt Land. Duitsland is een groot land.
nds nld Schall dat morgen Sünn geven? Zal er zon zijn morgen?
nds nld Wat is de Heven blau! Wat is de hemel blauw!
nds nld Ik kenn ehr nich. Ik ken haar niet.
nds nld Ik weet dat nich. Ik weet dat niet.
nds nld Wo lang is de Brügg? Hoe lang is die brug?
nds nld Dat is to warm. Het is te warm.
nds nld Disse Kees hett en basch Smack. Deze kaas heeft een scherpe smaak.
nds nld He wahnt in Kyoto. Hij woont in Kioto.
nds nld He weer so fründlich uns to helpen. Hij was zo vriendelijk ons te helpen.
nds nld Dat Museum is en Besöök weerd. Het museum is een bezoek waard.
nds nld De Karkklocken lüüdt. De kerkklokken luiden.
nds nld Gode Nacht! Goedenacht!
nds nld De Mann besöcht Moskau. De man bezoekt Moskou.
nds nld He driggt Hanschen. Hij draagt handschoenen.
nds nld Sien Töhn blöddt. Zijn teen bloedt.
nds nld Ik kann nich wieder lopen. Ik kan niet verder lopen.
nds nld Disse Schoh sünd to lütt. Deze schoenen zijn te klein.
nds nld Do wat du wullt. Doe wat ge wilt.
nds nld Bööm wasst nich in ’n Heven. Bomen groeien niet tot in de hemel.
nds nld De Twede Weltkrieg deed 1939 utbreken. De Tweede Wereldoorlog brak uit in 1939.
nds nld Se kennt teihn Maal mehr engelsche Wöör as ik. Ze kent tien keer meer Engelse woorden dan ik.
nds nld Üm wölke Klock mutt ick kamen? Hoe laat moet ik komen?
nds nld En Vagel hett Flögels. Een vogel heeft vleugels.
nds nld Glenn hett twee Fründinnen. Glenn heeft twee vriendinnen.
nds nld Tom un Ria kennt sik al. Tom en Maria kennen elkaar al.
nds nld Ik kann dissen Satz nich översetten. Ik kan deze zin niet vertalen.
nds nld Kenji speelt Tennis. Kenji speelt tennis.
nds nld De Vagels singt. De vogels zingen.
nds nld Ik heff vergangen Nacht en grappigen Droom hadd. Ik heb afgelopen nacht een grappige droom gehad.
nds nld De Planten bruukt Regen. De gewassen hebben regen nodig.
nds nld Ik heff en beten Wicht verloren. Ik heb een beetje gewicht verloren.
nds nld De Weg na ’t Dörp is temlich hubbelig. De weg naar het dorp is zeer hobbelig.
nds nld Mien Vader speelt heel geern Gitarr. Mijn vader speelt heel graag gitaar.
nds nld Dat Programm deed von twee bet fiev duurn. Het programma duurde van twee tot vijf.
nds nld Se driggt en düren Ring. Ze draagt een dure ring.
nds nld Anter de Fraag. Beantwoord de vraag.
nds nld He hett an de Olympschen Spelen deelnahmen. Hij heeft aan de Olympische Spelen deelgenomen.
nds nld Du hest dien fiev woll nich mehr tohoop. Ge hebt ze niet alle vijf.
nds nld Miene Süster speelt temlich good Gitarr. Mijn zus speelt heel goed gitaar.
nds nld Trang is jüstso schöön as Dorenda. Trang is net zo mooi als Dorenda.
nds nld Lees dit Book. Lees dit boek.
nds nld Dat is koold. Het is koud.
nds nld Wo lang slöppt en Boor? Hoelang slaapt een beer?
nds nld Mien Süster is twee Johr öller as ik. Mijn zus is twee jaar ouder dan ik.
nds nld Tom is Student. Tom is een student.
nds nld Dat is mien Süster. Se heet Julia. Dit is mijn zus. Ze heet Julia.
nds nld Mary Hat weer disse Week in New Orleans. Mary Hat was deze week in New Orleans.
nds nld Botter, Brood un grönen Kees; ’keen dat nich seggen kann, is keen rechten Frees. Boter, brood en groene kaas; wie dat niet zeggen kan, is geen oprechte Fries.
nds nld ’Keen arm is, hett Kinner noog. Wie arm is, heeft kinderen genoeg.
nds nld Jim is dat noch nich wennt an de linke Kant von de Straat to föhren. Jim is het nog niet gewend van aan de linkerkant van de weg te rijden.
nds nld Is de Butenminister al ankamen? Is de minister van buitenlandse zaken al aangekomen?
nds nld Paul is in Room boren. Paul was in Rome geboren.
nds nld Ik heff güstern avend Ries mit Curry eten. Ik heb rijst met curry gegeten gisteravond.
nds nld Ik bün nienich op ’n Barg Fuji ropstegen. Ik heb nog nooit de berg Fuji beklommen.
nds nld Ik weet wat du meenst. Ik weet wat je bedoelt.
nds nld He weer alleen. Hij was alleen.
nds nld Roodwien passt good bi Fleesch. Rode wijn past goed bij vlees.
nds nld Ik reis lever mit ’n Tog as mit ’n Fleger. Ik reis liever per trein dan per vliegtuig.
nds nld Dat Passwoord is "Muiriel". Het wachtwoord is "Muiriel".
nds nld Ik snack nich geern vör Lüüd. Ik spreek niet graag voor mensen.
nds nld Wo oold sünd joon Kinner? Hoe oud zijn jullie kinderen?
nds nld Herr White is üm un bi mien Öller. Meneer White is ongeveer van mijn leeftijd.
nds nld Wi mööt uns Plaan ännern. We moeten ons plan veranderen.
nds nld Bring dien Broder ook mit. Breng je broer ook mee.
nds nld Sünndag kummt na Sünnavend. Zondag komt na zaterdag.
nds nld Dat Dack von mien Huus is rood. Het dak van mijn huis is rood.
nds nld Japan is en Inselstaat. Japan is een land van eilanden.
nds nld De Tiber flütt dör Room. De Tiber stroomt door Rome.
nds nld Sien Süster wahnt in Schottland. Zijn zus woont in Schotland.
nds nld He gaff ehr en Book. Hij gaf haar een boek.
nds nld Wat du seggst is wohr. Wat ge zegt is waar.
nds nld Ik kenn ehren Naam nich. Ik ken haar naam niet.
nds nld Vondaag geiht mi dat good. Vandaag gaat het mij goed.
nds nld Vondaag is de 20. Dag von ’n Maand Ordibehesht. Vandaag is het de twintigste van de maand ordibehesht.
nds nld Ook slechte Films mutt een sik ankieken, denn hett een en beter Oordeel över de goden. Zelfs slechte films moet men bekijken, want zo heeft men een juister oordeel over de goede.
nds nld He verdeent mehr Geld as he utgeven kann. Hij verdient meer geld dan hij kan opdoen.
nds nld En bannig gode Idee! Een zeer goed idee!
nds nld Dat brune Peerd is gau. Het bruine paard is snel.
nds nld De Krieg füng 1941 an. De oorlog begon in 1941.
nds nld He drünk Beer. Hij dronk bier.
nds nld Dat Kleed is gröön. De jurk is groen.
nds nld En mooie Kellnerin hett uns bedeent. Een mooie kelnerin bediende ons.
nds nld Ik stah alltied ünner Druck. Ik sta altijd onder druk.
nds nld Se wahnt in en Dörp. Ze woont in een dorp.
nds nld Se weer dapper. Ze was dapper.
nds nld Disse Steern is so groot, dat du em mit dat bloot Oog sehn kannst. Deze ster is zo groot, dat je hem met het blote oog kunt zien.
nds nld Disse Autos sünd groot. Deze auto's zijn groot.
nds nld Wi köönt dör de Tied reisen. Un wi doot dat mit dat kuum to glöven Tempo von een Sekunn per Sekunn. We kunnen reizen door de tijd. En we doen dat met de ongelooflijke snelheid van een seconde per seconde.
nds nld Snackt he Engelsch, Franzöösch oder Düütsch? Spreekt hij Engels, Frans of Duits?
nds nld Mi deit de Schuller weh. Ik heb pijn aan de schouder.
nds nld Weetst du, wat Lucy Japaansch snackt? Weet gij of Lucy Japans spreekt?
nds nld Achter dat Kino is en Park. Achter de cinema is er een park.
nds nld Ik heff en hölten Disch. Ik heb een houten tafel.
nds nld De Jung köfft en Hund. De jongen koopt een hond.
nds nld Dröög dien Tranen. Droog je tranen.
nds nld Düütsch warrt nich blot in Düütschland snackt. Duits wordt niet alleen in Duitsland gesproken.
nds nld He süng un süng. Hij zong en zong.
nds nld Wacht bet morgen. Wacht tot morgen.
nds nld Spaansch is ehr Moderspraak. Spaans is haar moedertaal.
nds nld Ik heff en Fründ, de in Sapporo wahnt. Ik heb een vriend die in Sapporo woont.
nds nld Ik dans geern. Ik dans graag.
nds nld Schiev gau torüch bidd ik Jem. Schrijf alsjeblieft gauw terug.
nds nld Üm dree kann ik kamen. Ik kan om drie uur komen.
nds nld Dat weer an ’n eersten Mai. Dat was op de eerste mei.
nds nld Ik kann dissen Steen nich lüchten. Ik kan deze steen niet oppakken.
nds nld Ik eet keen Swienfleesch. Ik eet geen varkensvlees.
nds nld Oscar weer mien Mama ehr Hund. Oscar was mijn moeders hond.
nds nld Se schrifft mit de linke Hand. Ze schrijft met de linkerhand.
nds nld Tom hett nich noog Frünn. Tom heeft niet genoeg vrienden.
nds nld Ik mutt en poor Breevmarken köpen gahn. Ik moet enkele postzegels gaan kopen.
nds nld Dick snackt, as wenn he allens weet. Dick spreekt alsof hij alles weet.
nds nld Büst du vör oder gegen uns Plaan? Zijt ge voor of tegen ons plan?
nds nld Wi drinkt us Tee mit Sucker. Wij drinken onze thee met suiker.
nds nld Wo oold büst du? Hoe oud bent u?
nds nld Ik heff Tom nix to seggen. Ik heb Tom niets te zeggen.
nds nld Dat Radio is to luud. De radio is te luid.
nds nld Vondaag is mien Geboortsdag. Vandaag ben ik jarig.
nds nld He süppt toveel. Hij zuipt te veel.
nds nld Dit is ene Milljoon Yen weerd. Dit is een miljoen yen waard.
nds nld Frisch Aavt is good för dien Gesundheid. Verse vruchten zijn goed voor uw gezondheid.
nds nld Ik heff mien PIN vergeten. Ik ben mijn pincode vergeten!
nds nld Dat Leven geiht wieder. Het leven gaat verder.
nds nld Disse Appelsienen köst een Dollar för teihn Stück. Deze appelsienen kosten een dollar voor tien stuk.
nds nld Se is binah sösstig. Ze is bijna zestig.
nds nld De Präsident is ut de Höövdstad flücht. De president vluchtte uit de hoofdstad.
nds nld He geev ehr en Book. Hij gaf haar een boek.
nds nld De Sünn keem rut un dat Ies deed smülten. De zon kwam te voorschijn en het ijs smolt.
nds nld Wo romantisch! Hoe romantisch!
nds nld Ik dröff in mien Dagbook schrieven, wat ik will. Ik mag in mijn dagboek schrijven wat ik wil.
nds nld Bald bleiht de Maiklocken. Binnenkort bloeien de meiklokjes.
nds nld ’Keen betahlt dat Eten? Wie gaat het eten betalen?
nds nld De Deev hett en Schruventrecker bruukt, üm in dat Auto intobreken. De dief gebruikte een schroevendraaier om in de auto in te breken.
nds nld Hülp! Ik verdrink! Hulp! Ik verdrink!
nds nld Mien Droom is wohr worrn. Mijn droom is werkelijkheid geworden.
nds nld Atooms sünd för dat blote Oog nich sichtbor. Atomen zijn niet zichtbaar voor het blote oog.
nds nld Ik heff mi slecht föhlt. Ik voelde me slecht.
nds nld Ik glööv di. Ik geloof je.
nds nld Se deed de Keed inhaken un möök de Döör en lütt Stück apen. Ze haakte de ketting in, en opende de deur op een kier.
nds nld Dat is frisch vondaag. Het is fris vandaag.
nds nld Is dat dien Glas oder dat von dien Süster? Is dit jouw glas of dat van je zus?
nds nld In dit Huus wahnt nüms. Niemand woont in dit huis.
nds nld All Preesters sünd gegen dat ne’e Gesett. Alle priesters zijn tegen de nieuwe wet.
nds nld Mien Hobby is kaken. Mijn hobby is koken.
nds nld Ik heff en Termin bi ’n Dokter. Ik heb een afspraak met de dokter.
nds nld Wi grillt jüst. We zijn aan het barbecueën.
nds nld Se is in ’n achten Maand swanger. Ze is acht maanden zwanger.
nds nld Köönt wi snacken? Kunnen we praten?
nds nld Uns Projekt is in ’t Water fullen. Ons project is in het water gevallen.
nds nld Ik heff sien Naam vergeten. Ik ben zijn naam vergeten.
nds nld De Jöögd in uns Land hett keen Intress an Politik. De jeugd in ons land heeft geen interesse in de politiek.
nds nld Dat is laat. Het is laat.
nds nld Se smöökt nich. Zij rookt niet.
nds nld Ik heff en grote Familie. Ik heb een grote familie.
nds nld Thailand liggt in Asien. Thailand ligt in Azië.
nds nld Wat mööt, dat mööt. Wat moet dat moet.
nds nld Sundheit is mehr weert as Gold. Gezondheid is meer waard dan goud.
nds nld De Schriever arbeidt an sien nee Book. De schrijver werkt aan zijn nieuw boek.
nds nld Du büst mien besten Fründ! Je bent mijn beste vriend!
nds nld Mien Engelsch-Lehrer hett mi raden, disse Böker to lesen. Mijn leraar Engels heeft mij aangeraden deze boeken te lezen.
nds nld Se hett en Katt. De Katt is witt. Zij heeft een kat. De kat is wit.
nds nld Is dien Moder tohuus? Is je moeder thuis?
nds nld Ik heff en Hartanfall hatt. Ik heb een hartaanval gehad.
nds nld Dit Book is en nee Book. Dit boek is een nieuw boek.
nds nld Du snackst so gau, dat ik keen Woord verstah. Ge spreekt zo snel, dat ik geen woord versta.
nds nld Mi is langwielig, ik bün alleen tohuus, sünner Tekentrickfilms oder en Computer. Ik verveel me, ben alleen thuis, zonder tekenfilms of een computer.
nds nld Ik will Düütsch snacken. Ik wil Duits spreken.
nds nld Dat weer kloor, dat he legen deed. Het was duidelijk dat hij loog.
nds nld Nüms küert mit mi. Niemand praat met me.
nds nld Ik bün Amerikaansch. Ik ben Amerikaans.
nds nld Dat is nich wied von ’t Hotel. Het is niet ver van het hotel.
nds nld Ik weet dat nich. Ik weet het niet.
nds nld Dat is mooi Weder vondaag. Het is mooi weer vandaag.
nds nld De School fangt halvig negen morgens an. De school begint om half negen in de ochtend.
nds nld School begünnt üm half 9. De school begint om half negen.
nds nld Ik weet mien Adress noch nich, ik gah en Tied bi mien Fründ wahnen. Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriend wonen.
nds nld Dat is to groot. Het is te groot.
nds nld He harr föfftig Dollar. Hij had vijftig dollar.
nds nld Ik hööp, dat di dat good geiht. Ik hoop dat het u goed gaat.
nds nld Wat is de Oorsaak? Wat is de oorzaak?
nds nld Fabre hett Böker över Insekten schreven. Fabre schreef boeken over insecten.
nds nld Ik mag Katten so dull, ik bün mallerig för Katten. Ik hou zoveel van katten, ik ben gek op katten.
nds nld Dat gifft veel Minschen in Asien. Er zijn veel mensen in Azië.
nds nld Ik bün en free Mann. Ik ben een vrije man.
nds nld Een kann nich sünner Water leven. Men kan niet leven zonder water.
nds nld Huul mit de Wülv. Huil met de wolven.
nds nld He hett dree Döchter. Hij heeft drie dochters.
nds nld Worüm is dat passeert? Waarom gebeurde dit?
nds nld Laat di de Hoor snieden. Laat je haar knippen.
nds nld Ik bün vör nix bang. Ik ben van niets bang.
nds nld Hebbt wi en Probleem? Hebben we een probleem?
nds nld Ik gah to Foot na School. Ik ga te voet naar school.
nds nld Dat is echt en heel leckere Supp, nech? Het is echt heel lekkere soep, niet?
nds nld Dat kann he nich daan hebben. Dat kan hij niet gedaan hebben.
nds nld Mien Aap is weglopen! Mijn aap is weggelopen!
nds nld Noog is noog! Genoeg is genoeg!
nds nld Wat he ook seggt, glööv em nich. Wat hij ook zegt, geloof hem niet.
nds nld Jo, geern. Ja, graag.
nds nld Von wat för ’n Stoff is de West maakt? Van welke stof is dat vest gemaakt?
nds nld To laat. Te laat.
nds nld Dat Book höört mi to. Het boek is van mij.
nds nld Dor is vulkaansche Asch in ’e Atmosphäär. Er is vulkanische as in de atmosfeer.
nds nld Ik lööv, ik bün bloot kaputt. Ik denk dat ik alleen maar uitgeput ben.
nds nld Dor keem nüms. Er kwam niemand.
nds nld En Knienken hett lange Ohren. Een konijn heeft lange oren.
nds nld Snackt he Engelsch? Spreekt hij Engels?
nds nld He will, dat du hier bliffst. Hij wil dat je hier blijft.
nds nld He kummt ut Genf. Hij komt uit Genève.
nds nld Deist du mi en Gefallen? Wil je me een plezier doen?
nds nld Ik froog mi, wann dit huus es buet wodden. Ik vraag me af wanneer dat gebouw werd opgericht.
nds nld Ik kann mi nich op sien Naam besinnen. Ik kan me zijn naam niet herinneren.
nds nld Dat is nich licht, en frömme Spraak to lehren. Een vreemde taal leren is niet gemakkelijk.
nds nld De Lüüd sünd alltiet fründlig. De mensen zijn altijd vriendelijk.
nds nld So en negativen Satz will ik nich översetten. Een dergelijke negatieve zin zal ik niet vertalen.
nds nld Ehr Fohrrad is beter as mien. Haar fiets is beter dan de mijne.
nds nld Mien Fööt doot weh. Mijn voeten doen pijn.
nds nld Ik will narms hen. Ik wil nergens naartoe.
nds nld Disse Pohl is dree Meter deep. Deze vijver is drie meter diep.
nds nld De Wind deed sacht de Bööm küssen. De wind kuste de bomen teder.
nds nld Se kaakt för em. Ze kookt voor hem.
nds nld Dat is mien leevst Eten. Dat is mijn lievelingsgerecht.
nds nld Ik heff twee Buddels Melk köfft. Ik kocht twee flessen melk.
nds nld Wees nich bang. Wees niet bang.
nds nld Elk Steern is en Kugel. Elke ster is een bol.
nds nld Miene Öllern verstaht mi nich. Mijn ouders verstaan mij niet.
nds nld Wo oold is dien Söhn? Hoe oud is uw zoon?
nds nld Ik snack nich geern vör Lüüd. Ik hou er niet van om voor mensen te spreken.
nds nld Se is bang vör Katten. Ze is bang voor katten.
nds nld Büst du mööd? Ben je moe?
nds nld George wiggt opminnst 70 Kilo. George weegt minstens 70 kilo.
nds nld Dat is en langen Weg von hier na de School. Het is een lange weg van hier naar de school.
nds nld Mien Moder kann nich kamen. Mijn moeder kan niet komen.
nds nld He mag geern Appelsienen. Hij houdt van appelsienen.
nds nld New York is en grote Stad. New York is een grote stad.
nds nld Dat sünd miene Böker. Dat zijn mijn boeken.
nds nld Helsinki is de Hööftstadt vun Finnland. Helsinki is de hoofdstad van Finland.
nds nld Du büst swanger. Ge zijt zwanger.
nds nld Se sünd veel grötter as wi. Ze zijn veel groter dan wij.
nds nld Du büst twee Maal so stark as ik. Je bent twee keer zo sterk als ik.
nds nld Du hest keen Hart. Gij hebt geen hart.
nds nld He hett en Boom ümhackt in ’n Goorn. Hij heeft een boom omgehakt in de tuin.
nds nld Ik lehr Tschechsch. Ik leer Tsjechisch.
nds nld Wi seht mit uns Ogen. We zien met onze ogen.
nds nld Ik mag Schokoladenies! Ik hou van chocoladeijs!
nds nld Ik bruuk Hülp. Ik heb hulp nodig.
nds nld De Dokter ünnersöcht de Patienten. De dokter onderzocht de patiënten.
nds nld Jo, ik snack Spaansch. Ja, ik spreek Spaans.
nds nld Ik güng na ’t Krankenhuus üm na sien Gesundheit to fragen. Ik ging naar het ziekenhuis om naar zijn gezondheid te vragen.
nds nld Ik mag geern Appels. Ik hou van appels.
nds nld He is mien Fründ. Hij is mijn vriend.
nds nld Ik bün en Linkspoot. Ik ben linkshandig.
nds nld Dat schall üm un bi föffteihn Dollar kösten. Het zal ongeveer vijftien dollar kosten.
nds nld Bedankt, kann ik en beten mehr kriegen? Dankuwel, kan ik een beetje meer krijgen?
nds nld Woneem is de Bahnhoff? Waar is het treinstation?
nds nld Woneem is de Toilett? Waar is het toilet?
nds nld Ehr Huus is dichtbi de See. Haar huis is dicht bij de zee.
nds nld Weetst du wannehr de Laden slütt? Weet je om hoe laat de winkel sluit?
nds nld Wo snackt ji von? Waar heb je het over?
nds nld Ik weet, dat ik goot noog bün. Ik weet dat ik goed genoeg ben.
nds nld Magst du geern pepert Eten? Houdt ge van gepeperd eten?
nds nld He güng na ’t Butenland. Hij ging naar het buitenland.
nds nld He kummt in en poor Daag na Huus. Hij komt binnen enkele dagen naar huis.
nds nld Oost west, tohuus best. Oost west, thuis best.
nds nld Se höll mien Arm stevig fast. Ze hield mijn arm stevig vast.
nds nld Mien Naam is Yamada. Mijn naam is Yamada.
nds nld He hett anbaden mittohelpen. Hij heeft aangeboden me te helpen.
nds nld Se güng na Universitäät, üm Engelsch to studeren. Ze ging naar de universiteit om Engels te studeren.
nds nld Kannst du en Taxi för mi bestellen? Kunt U een taxi voor mij bestellen?
nds nld Woveel köst en halv Kilo? Hoeveel kost een halve kilogram?
nds nld Holl dien Ogen apen. Hou uw ogen open.
nds nld De Hunnen sünd in ’n Goorn. De honden zijn in de tuin.
nds nld En Mann keem neger. Een man naderde.
nds nld He is de Gröttste in de Klass. Hij is de grootste in de klas.
nds nld Ik heff vör een Johr ophollt mit Smöken. Ik ben een jaar geleden gestopt met roken.
nds nld Laat uns man op ’t Gras sitten gahn. Laten we op het gras gaan zitten.
nds nld ’Keen is dissen Keerl? Wie is deze kerel?
nds nld Dat Book is in veer Delen indeelt. Dat boek is in vier delen ingedeeld.
nds nld Jonathan Swift schull mi woll verdeffenderen. Jonathan Swift zou mij verdedigen.
nds nld Ik seh dat Huus. Ik zie het huis.
nds nld Ik heff em en Boom ümsagen sehn. Ik zag hem een boom omzagen.
nds nld Vör een, de bloot en Hamer in sien Warktüügkist hett, sütt elk Probleem ut as en Spieker. Voor iemand die alleen een hamer in z'n gereedschapskist heeft, ziet elk probleem eruit als een spijker.
nds nld Se hett mi lang töven laten. Ze heeft mij lang laten wachten.
nds nld Hawaii is en Paradies op Eern. Hawaï is een paradijs op aarde.
nds nld Wo warrt disse Vagel nöömt? Hoe noem je deze vogel?
nds nld „Se mag Musik.“ „Ik ook.“ "Zij houdt van muziek." "Ik ook."
nds nld All de Studenten studeert Engelsch. Al de studenten studeren Engels.
nds nld Ik weer Lehrersch. Ik was lerares.
nds nld Dat Füür is utgahn. Het vuur is uitgegaan.
nds nld Ik bün in London wesen. Ik ben in Londen geweest.
nds nld Kiek nich trügg. Kijk niet terug.
nds nld Ik bün arbeidsloos. Ik ben werkloos.
nds nld Een Minuut hett sösstig Sekunnen. Een minuut is zestig seconden.
nds nld Dat gifft veel Steerns, de grötter sünd as uns Sünn. Er bestaan veel sterren die groter zijn dan onze zon.
nds nld Appeln sünd normalerwies gröön, geel oder root. Appelen zijn gewoonlijk groen, geel of rood.
nds nld Ik heff ne’e Möbels bestellt. Ik heb nieuwe meubels besteld.
nds nld Allens is prima. Alles is prima.
nds nld A is fiev Maal länger as B. A is vijfmaal langer dan B.
nds nld Ik seh dien Huus. Ik zie je huis.
nds nld Sawako will na Frankriek gahn. Sawako wil naar Frankrijk.
nds nld Nu weet ik dat wedder. Nu weet ik het weer.
nds nld Dat kann keen echten Demant wesen. Dat kan geen echte diamant zijn.
nds nld Du snackst. Je spreekt.
nds nld Gode Fraag. Goeie vraag.
nds nld Willkamen in Japan. Welkom in Japan.
nds nld Ik heff dor keen Probleem mit. Ik heb daar geen probleem mee.
nds nld Franzöösch is ehr Moderspraak. Frans is haar moedertaal.
nds nld Se möök em riek. Ze maakte hem rijk.
nds nld Ik bün free. Ik ben vrij.
nds nld Ik heff mit mien Baas slapen. Ik heb met mijn baas geslapen.
nds nld Ik heff twee Daag nich slapen. Ik heb twee dagen niet geslapen.
nds nld Ik heff in dat Bladd leest, dat he ümbrocht worrn is. Ik las in de krant dat hij vermoord werd.
nds nld Dat sünd nich miene Slötels. Dit zijn niet mijn sleutels.
nds nld Ik föhr mit ’n Bus na School. Ik ga met de bus naar school.
nds nld Dat weer achtig Meter lang. Het was tachtig meter lang.
nds nld Ik heff dat fröher al maal höört. Ik heb dat vroeger al eens gehoord.
nds nld He kann gorkeen Franzöösch. Hij kan helemaal geen Frans.
nds nld All Mannslüüd sünd flietig. Alle mannen zijn ijverig.
nds nld Dat Ies is smulten. Het ijs is gesmolten.
nds nld Ik bün so hungerig, dat ik en Koh eten kunn. Ik heb zoveel honger dat ik een koe kon opeten.
nds nld Un du? En jij?
nds nld He weer duun un hett vergeten, de Achterdöör dichttomaken. Hij was dronken en vergat de achterdeur te sluiten.
nds nld Ik heff nich wullt, dat dit geböhrt. Ik had niet gewild dat dit gebeurde.
nds nld He kann harter lopen as ik. Hij kan rapper lopen dan ik.
nds nld Dien Tied is üm. Je tijd is om.
nds nld Ik bruuk keen Brill mehr. Ik heb geen bril meer nodig.
nds nld He lach. Hij lachte.
nds nld Snack nich leeg von annere. Spreek niet kwaad van anderen.
nds nld Wo hoog is de Barg? Hoe hoog is die berg?
nds nld Laat em dor nich ankamen. Laat hem daar niet aan komen.
nds nld En Raav is so swart as Steenkohl. Een raaf is zo zwart als steenkool.
nds nld Tom weet, dat ik to Huus bün. Tom weet dat ik thuis ben.
nds nld Dat weer en kolen Sommer dit Johr. Het was een koude zomer dit jaar.
nds nld De Batterie is leddig! De batterij is leeg!
nds nld Se slöög mit de Fuust op ’n Disch. Ze sloeg met de vuist op tafel.
nds nld He smöökt nich. Hij rookt niet.
nds nld Övrigens, ik mutt di wat vertellen. Trouwens, ik heb je iets te vertellen.
nds nld De Jung snackt as en grootwussen Minsch. Die jongen praat alsof hij een volwassene is.
nds nld Ik mag dissen Hund. Ik houd van deze hond.
nds nld He leet sien Böker an ’e Eer fallen. Hij liet zijn boeken op de grond vallen.
nds nld De Ball hett ehr in ’t Oog drapen. De bal trof haar in het oog.
nds nld Bi ’n Storm geev dat en Stroomutfall. Tijdens de storm was er een stroomonderbreking.
nds nld Dat gifft 43 Präfekturn in Japan. Er zijn 43 prefecturen in Japan.
nds nld Dröff ik en Bild von di maken? Mag ik een foto van je maken?
nds nld Nüms kann disse Maschien bedenen. Niemand kan deze machine bedienen.
nds nld Mi fallt sien Naam jüst nich in. Ik kan even niet op zijn naam komen.
nds nld Hier is en Foto von ehr. Hier is een foto van haar.
nds nld Se hebbt för en poor Johr in Spanien wahnt. Ze hebben enkele jaren in Spanje gewoond.
nds nld Se fröög mi, woveel Spraken ik snack. Ze vroeg mij hoeveel talen ik spreek.
nds nld Vondaag is Maria trurig. Vandaag is Maria treurig.
nds nld Güstern heff ik en Book köfft. Gisteren heb ik een boek gekocht.
nds nld He leed dat Book an de Kant. Hij legde het boek aan de kant.
nds nld Segg dat op Engelsch. Zeg het in het Engels.
nds nld He hett mi noch keen Antwoord geven. Hij heeft mij nog geen antwoord gegeven.
nds nld He hett toveel Hau op sien Fork nahmen. Hij heeft te veel hooi op zijn vork genomen.
nds nld Frankriek liggt in Westeuropa. Frankrijk ligt in West-Europa.